DISTRICTEN
Met ‘districten’ worden gebieden in de kustvlakte van Suriname buiten ‘de stad’ (Paramaribo) bedoeld. Voorheen waren er geen wegen of zandwegen, geen electriciteit en geen stromend water. Men reisde met pontons, boten of korjalen over de rivieren, gebruikte water uit een regenbak en voor de verlichting waren er kokolampu (olielampen). Er werd gekookt op houtvuur.
Uitzonderingen waren grote moderne bedrijven met een arbeidersdorp, zoals de suikerfabriek Mariënburg in Commewijne, waar eerder electrisch licht was dan in Paramaribo. En in Moengo, het bauxietstadje, werd vanaf de jaren 1930 een Amerikaans fabrieksdorp aangelegd, met zwembad, veehouderij, ziekenhuis, stadion, een club voor hoger kader en modelwoningen voor de werknemers. Beide plaatsen zijn’ inmiddels in verval geraakt.
De districtgrenzen kwamen vroeger overeen met de stroomgebieden van de rivieren. In 1977 noemden de schoolboekjes van west naar oost:
- Nickerie (inclusief het stroomgebied van de Corantijnrivier, tot aan de zuidgrens)
- Coronie (plantagegebied langs de kust)
- Saramacca
- stadsdistrict Paramaribo
- Suriname (benedenloop Surinamerivier)
- Para (Pararivier ten zuiden van Paramaribo)
- Brokopondo (en bovenloop Surinamerivier)
- Commewijne en
- Marowijne (tot aan de zuidgrens)
De districtsgrenzen zijn een aantal keren gewijzigd. Dat heeft te maken met het aantal inwoners en te verwachten verkiezingsresultaten. In Suriname hebben de districten recht op een aantal zetels in de Nationale Assemblee (het parlement) en het aantal stemmen dat nodig is om in een district een parlementszetel te bemachtigen is veel lager dan in Paramaribo.
Het dun bevolkte zuiden van Suriname is tegenwoordig district Sipaliwini, dat in vier delen is verdeeld. Districtscommissarissen staan aan het hoofd van de districten. Districtsbesturen hebben plaatselijke bevoegdheden maar het ontbreekt vaak aan financiële middelen. Suriname wordt bestuurd vanuit Paramaribo, waar alle ministeries gevestigd zijn. Discussies over een nieuwe internationale luchthaven en een nieuwe hoofdstad hebben tot nu toe niet tot actie geleid.
District Nickerie
De hoofdplaats is Nieuw Nickerie, aan de Nickerierivier. Het stadje is een aantal keren verplaatst wegens erosie en wateroverlast. Toeristen bezoeken Nickerie vooral op doorreis naar Guyana of om een dagtour te maken naar Bigi Pan, een ondiep plassengebied met een grote rijkdom aan vissen, vogels en kaaimannen. De rode ibis wordt door ongecontroleerde jacht steeds zeldzamer. Stropers krijgen hoge boetes, maar worden zelden gepakt.
In de jaren zestig werden rondom het modeldorp Wageningen polders aangelegd voor grootschalige machinale landbouw. Er wordt rijst geplant voor nationale consumptie en export. Er zijn ook bananenplantages. De meeste bananen worden geëxporteerd. Er zijn veel verschillende soorten. ‘Bakba’ (bacoven) kunnen uit de hand worden gegeten en bananen moeten worden gekookt of gebakken.
De grootste bevolkingsgroep in district Nickerie zijn de hindostanen, gevolgd door Javanen. Er zijn nog steeds kleine landbouwbedrijven, die weinig rendabel zijn. De meeste gezinnen geven de voorkeur aan een baan met een vast inkomen. Daarom trekken mensen weg naar Nieuw Nickerie en Paramaribo. De overheid doet haar best om basisvoorzieningen zoals voortgezet onderwijs en het ziekenhuis in het district in stand te houden.
District Coronie
De hoofdplaats is Totness. Coronie ligt op een zandrits (een strandwal), ingeklemd tussen de oceaan en uitgestrekte moerassen. In de negentiende eeuw werden er kokosplantages aangelegd door engelse en schotse plantage eigenaren. Het werk werd gedaan door slaven. In de twintigste eeuw hebben zich ook javanen gevestigd in Coronie. Toen er nog geen weg was van Coronie naar Paramaribo en Nickerie, reisde men per boot over de rivieren en over zee. Het was moeilijk om aan te meren in Coronie, omdat de kust erg modderig is.
Langs de Oost-West verbinding zijn plantagenamen in gebruik, zoals Burnside, Friendship, Mary’s Hope, Totness. De plantages zijn vervallen, er staan kokospalmen maar er worden geen nieuwe bomen geplant. Erosie en verzilting zijn een groot probleem. Er is een dijk aangelegd om het zeewater buiten te houden, maar ook het zoetwater uit de moerassen aan de zuidzijde veroorzaakt problemen.
De Oost-West verbinding is een internationale hoofdweg die Suriname verbindt met Guyana in het westen en Frans Guyana in het oosten. In Coronie staan langs de weg kleurige houten huizen, die door het wegtrekken van de bewoners steeds meer in verval raken. Een aantal 19e eeuwse kerkjes van de Roomskatholieken en de Evangelische Broedergemeente worden met moeite in stand gehouden. Van oudsher is Coronie het gebied waar ‘diep’ Sranantongo wordt gesproken en waar de creoolse (afro-surinaamse) cultuur levend wordt gehouden. De bekende dichters Sombra en Michael Slory zijn coronianen en veel bekende creoolse politici hebben roots in Coronie.
District Saramacca
De hoofdplaats is Groningen, ten zuiden van de brug over de Saramaccarivier. Aan de waterkant ligt een pleintje met overheidsgebouwen en monumenten ter herdenking van de vestiging van verschillende bevolkingsgroepen.
Van 1845 tot 1857 immigreerden boeren uit Nederland, die in de omgeving van Groningen aan kleinlandbouw zouden gaan doen. Het einde van de slavernij was in zicht en men dacht dat er voor de landbouw te weinig arbeidskrachten zouden zijn. De Hollandse boeren werden echter door plantage eigenaren tegengewerkt, het was ondenkbaar dat blanken hetzelfde werk zouden doen als slaven. De immigratie mislukte ook omdat de meeste ‘boeroes’ binnen een paar jaar overleden aan tropische ziekten. De overlevenden kregen uiteindelijk grond dichter bij Paramaribo, waar zij succesvolle landbouw en veeteeltbedrijven opzetten. Bekende namen zijn Van Ravenswaay, Van Dijk, Gummels, Tammenga en Loor. De historicus André Loor heeft jarenlang tv-programma’s over de geschiedenis van Suriname gepresenteerd en een prachtig boek over de geschiedenis van Suriname geschreven. De ‘boeroes’ vormden generaties lang een gesloten groep die onderling trouwde; de laatste dertig jaar hebben er meer gemengde huwelijken met andere bevolkingsgroepen plaatsgevonden.
Een andere belangrijke bevolkingsgroep in Saramacca zijn de inheemsen (indianen), die verspreid langs de Saramaccarivier wonen. Hun huizen staan in een groep bij elkaar, en de vergaderzaal heeft soms nog een dak van palmbladeren.
Na de afschaffing van de slavernij (1863) werd het werk op de plantages en kleine landbouw bedrijven gedaan door hindostaanse en Javaanse contractarbeiders. Het plantage gebied lag vanaf de monding van de Saramaccarivier tot voorbij Hamburg. Een deel van de rechter oever van de Saramaccarivier is niet meer bewoond en tegenwoordig begroeid met secundair bos.
Bombay en Calcutta zijn bekende hindostaanse vestigingsplaatsen. De politicus en voormalig minister Stanley Raghoebarsing heeft onder de naam K.R. Singh het boek ‘Uit de klei van Saramacca’ gepubliceerd, waarin hij een sfeervolle beschrijving geeft van het dagelijks leven van zijn voorouders en familie vanaf de jaren 1920 in Saramacca en later in Paramaribo.
Tegenwoordig zijn er geen plantages meer in Saramacca; Javaanse kleine boeren planten op de zandgronden pinda, groenten en fruit. Langs de Saramaccarivier zijn er toeristen ressorts en steeds meer buitenhuizen.
Het belangrijkste bedrijf in Saramacca is Staatsolie. In de jaren tachtig werd er bij toeval olie aangeboord en met enorm doorzettingsvermogen werd de aardolieproductie gestart. De drijvende kracht was Eddy Jharap, die jarenlang directeur van het bedrijf is geweest. Inmiddels staat er in Paramaribo een olieraffinaderij en wordt er op zee in samenwerking met multinationals naar olie geboord. In Guyana is de olieproductie eerder op gang gekomen, wat een het land een enorme economische ‘boost’ heeft gegeven. In Suriname is er wel olie gevonden, maar grootschalige productie is nog niet gestart.
Er zijn twee bruggen over de Saramaccarivier: de brug bij Groningen, in de Oost-West verbinding, en de brug tussen Uitkijk en Hamburg. Verder stroomopwaarts ligt het marrondorp Santigron en nog veel verder stroomopwaarts, achter talloze bochten en stroomversnellingen van de Saramaccarivier liggen dorpen die gesticht zijn door weggelopen slaven (Nieuw Jakobskondre, Pusugrunu).
Sinds eind 19e eeuw is er aan goudwinning gedaan en vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn er duizenden mensen met graafmachines en baggermolens bezig goud te zoeken, zowel in het oerwoud als in de rivier. Vanuit de lucht zie je een lappendeken van verlaten ‘zwembaden’ waar goudzoekers bezig zijn geweest. Hun kampen zijn te herkennen aan hutten van zwart en blauw landbouwplastic en de wegen zijn alleen begaanbaar voor ATV’s (quads). De brongebieden van de Saramaccarivier liggen aan de voet van de Tafelberg, in het Centraal Suriname Natuur Reservaat.
District Wanica
Dit is een dicht bevolkt gebied tussen Saramacca en Paramaribo, waar aan landbouw en veeteelt wordt gedaan en veel bedrijven gevestigd zijn. Het ligt langs de Kwattaweg en het Garnizoenspad, een deel van de Oost-West verbinding.
District Paramaribo
De stad Paramaribo heeft zich de afgelopen eeuw uitgebreid vanuit het hostorische centrum. De namen van verschillende wijken herinneren aan de plantages die er ooit waren. Enkele voorbeelden: Leonsberg, Clevia, Blauwgrond, Ma Retraite, Tourtonne, Nieuw Charlesburg, Kwatta, Zorg en Hoop, Dijkveld. In de jaren zestig tot tachtig van de vorige eeuw werden er volkswoningen gebouwd, die nu nog te zien zijn in Flora, maar ook middenstands woningen in Ma Retraite.
Bekend waren de houten prefab woningen van Bruynzeel, die zelfs werden geëxporteerd. Bij scholen staan vaak Bruynzeelwoningen voor de onderwijzers. De meeste overheidsgebouwen in de districten en het binnenland zijn in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw door Bruynzeel geleverd. De woningen staan op houten palen (hoge neuten). Onder het huis is ruimte voor een berghok, open garage en het drogen van wasgoed. Lage neuten (stonfutu: stenen voeten) werden gebruikt voor volkswoningen.
Tegenwoordig wordt er gebouwd met cementblokken en beton. Dit is niet comfortabel in een tropisch klimaat, en de bewoners zijn min of meer gedwongen om airconditioning aan te schaffen.
In Paramaribo Noord ligt ‘Klein Belém’ (Prinsessestraat, Anamoestraat). Hier wonen Brazilianen die het thuisfront vormen van Braziliaanse goudzoekers in het binnenland. Er zijn Braziliaanse supermarkten waar ook waterpompen, gereedschappen en benodigdheden voor de goudwinning verkocht worden. Hotels, restaurants en casino’s adverteren met neon reklame in het Portugees. Winkels en huizen worden gehuurd van eigenaren die in Nederland wonen.
Ten zuiden van het Saramaccakanaal (Nieuw Weergevondenweg en Kwarasan) zijn er rommelige wijken met middenstandswoningen, volkswoningen en woningen van afbraakmateriaal. Er is niet overal waterleiding en electrisch licht en veel mensen leven onder het bestaansminimum. Toch gaan velen goedgekleed en staan er soms grote auto’s voor de deur. Veel mannen ‘hosselen’ in Paramaribo of werken maandenlang in de goudvelden en komen af en toe een week naar huis.
Vanaf vliegveld Zorg en Hoop vertrekken vluchten naar het binnenland van Suriname. Er zijn dagelijks internationale vluchten naar Guyana. Tickets zijn duur omdat kleine vliegtuigen weinig passagiers en vracht kunnen vervoeren. Binnenlands luchtverkeer is belangrijk omdat de rivieren door wisselende waterstanden en stroomversnellingen moeilijk bevaarbaar zijn en omdat er in het binnenland nauwelijks wegen zijn.
Bij Paramaribo ligt de brug over de Surinamerivier die in 2000 werd gebouwd en een onderdeel vormt van de Oost-West verbinding; de weg naar Guyana en Frans Guyana.
District Para
Bij Lelydorp, langs de Indira Gandhiweg (of Pad van Wanica) zijn er warungs (Indonesische eethuisjes) die druk bezocht worden voor een lekkere baka bana, dawet, saoto soep, nasi of bami.
De hoofdplaats van Para is Onverwacht. Hier zijn districtsbestuur, politie en scholen gevestigd. Er staat een roestige locomotief als aandenken aan de 173 km lange spoorweg van Paramaribo naar de goudvelden tussen de Surinamerivier en de Marowijne. Door de bouw van de stuwdam bij Afobaka en het ontstaan van het stuwmeer in Brokopondo verdween een deel van de spoorlijn onder water en na 1985 reden er geen treinen meer.
In de districten Para en Marowijne waren er jarenlang bauxietmijnen van SURALCO en Billiton, die de grondstof voor aluminium leverden. Er zijn nog kraters en plassen in het landschap zichtbaar, evenals de verlaten aluminium smelterij en haven op Paranam. Toen de bauxiet uitgemijnd was, is de productie stopgezet. Van 1920 tot 1990 was de bauxiet- en aluminium industrie in Suriname de belangrijkste inkomstenbron in buitenlandse deviezen (US$).
Ongeveer 40 km ten zuiden van Paramaribo ligt de internationale luchthaven Zanderij (Johan Adolf Pengel Internationale luchthaven), die in de tweede wereldoorlog door Amerikanen werd aangelegd. Toen Nederland van 1940 tot 1945 in oorlog verkeerde, kwamen er Amerikaanse miltairen naar Suriname om de haven van Paramaribo en de aluminium productie te beschermen.
In Para liggen recreatie oorden bij Republiek en Bersaba, aan de Pararivier, de Colakreek en Carolina kreek. Aan de Surinamerivier zijn kunstmatige stranden aangelegd bij Caribo Beach en Overbridge. De recreatieoorden in Para worden in de weekeinden en vakanties bezocht door gezinnen uit Paramaribo. Er wordt gebarbecued, gerelaxed in een hangmat, gekaart en volleybal gespeeld. Bij Domburg kan je onder eeuwenoude mahoniebomen uitwaaien aan de Surinamerivier en genieten van wat de markt en de warungs te bieden hebben.
Langs de zeekust van Suriname liggen eindeloze modderbanken; de zandbanken (Braamspunt en Matapica) aan de monding van de Surinamerivier zijn niet over de weg bereikbaar en worden steeds verder door erosie weggeslagen en afgegraven.
District Commewijne
Commewijne ligt aan de overkant van Paramaribo. Sinds de bouw van de brug over de Surinamerivier (2000) zijn er veel huizen gebouwd door forenzen uit Paramaribo. Commewijne was vanaf de 17e eeuw een belangrijk plantagegebied. Plantage Peperpot en het natuurpark geven u een idee van een koffie en cacaoplantage. De 19e-eeuwse houten directeurs- en opzichterswoning, de droogschuren en de kampong kunnen bezocht worden.
Nieuw Amsterdam ligt aan de samenvloeiing van de Surinamerivier en de Commewijne. Het districtcommissariaat en een politiepost zijn hier gevestigd. Er is ook een vissershaven. Het 18e-eeuwse Fort Nieuw Amsterdam is een openlucht museum en er is een mooie wandeling te maken over de buitenste dijk van het stervormige fort, dat werd gebouwd om de plantages in Commewijne te beschermen tegen aanvallen van piraten en vijanden vanuit zee.
Van Nieuw Amsterdam gaat een weg naar Mariënburg en Alkmaar. Onderweg zijn plantagehuizen en witte houten kerkjes van de Evangelische Broeder Gemeente te zien.
Mariënburg was vanaf 1882 een modelbedrijf. Hier werd suikerriet uit de wijde omgeving met een spoorlijn naartoe gebracht en in een fabriek verwerkt tot rietsuiker en rum. De bekende Marienburg-rum en Borgoe komen nu uit Paramaribo. De ruïne van de fabriek en de directeurswoningen zijn te zien aan een plein met reusachtige bomen. Er staan monumenten ter herinnering aan de Javaanse immigratie en de slachtoffers van een opstand van suikerarbeiders (1902) waarbij de plantagedirecteur werd gedood. Het bedrijf heeft gedraaid tot de jaren zestig en is uiteindelijk failliet gegaan. Langs de toegangsweg staan nog houten arbeiderswoningen en barakken.
Vanaf de steiger aan de Commewijnerivier bij Mariënburg vertrekken boten naar Frederiksdorp en Johanna Margaretha. Frederiksdorp was een politiepost naast een koffieplantage en is tegenwoordig een toeristen resort met historische en moderne gebouwen. In het legseizoen van de zeeschildpadden zijn er tochten naar Matapica. Ook zijn er fietstochten langs de rechteroever van de Commewijnerivier, waar verschillende plantages verkaveld zijn en er aan visserij en landbouw wordt gedaan. Op Rust en Werk worden garnalen en vis gezouten en gedroogd en is een aquacultuur bedrijf dat garnalen levert.
Door Commewijne loopt de Oost-west verbinding naar Tamanredjo, een Javaans dorp waar toeristen uit Frans Guyana kennis kunnen maken met de warungs. Bij Stolkertsijver ligt de brug over de Commewijnerivier. Langs deze weg is er tijdens de Binnenlandse Oorlog (1986 – 1991) hevig gevochten en hier en daar zijn nog verlaten woningen te zien met kogelgaten in de muren.
District Marowijne
District Marowijne grenst aan Commewijne. De hoofdplaats is Moengo, aan de Cotticarivier. In de omgeving werd bauxiet afgegraven en over de rivier getransporteerd naar de smelterij in Paranam. In het bauxietstadje werd vanaf de jaren 1930 een Amerikaans fabrieksdorp aangelegd, met zwembad, veehouderij, ziekenhuis, stadion, een club voor hoger kader en modelwoningen voor de werknemers. Inmiddels is het stadje in verval geraakt. De internationaal bekende Surinaamse kunstenaar Marcel Pinas haalt regelmatig kunstenaars naar Moengo, om samen met de plaatselijke bevolking te werken aan moderne kunst.
Vanaf de hoofdweg is er een zijweg naar Langatabiki aan de Marowijnerivier en de goudvelden bij Merian, waar de multinational Newmont haar werkterrein heeft.
Langs de Oost-West verbinding staat een metalen toren ter herinnering aan de slachtoffers van het marrondorp Moiwana, die in de binnenlandse oorlog door het Nationaal Leger werden doodgeschoten omdat er guerrillastrijders van het Jungle Commando verborgen zouden zijn. De slachtoffers waren voornamelijk vrouwen en kinderen. Zij worden in het kunstwerk van Marcel Pinas gesymboliseerd door metalen blokken, die afhankelijk van de leeftijd van de persoon hoger of lager zijn. Het afakaschrift, een geheimschrift van de marrons, is bij het monument gebruikt en is ook te zien op andere kunstwerken van Marcel Pinas.
Albina is het vertrekpunt van de veerboot naar Frans Guyana. Hier worden paspoorten afgestempeld en visa gecontroleerd. Wie met een korjaal oversteekt, gaat meestal niet langs de douane en mag in Frans Guyana alleen voor een kort bezoek naar Saint Laurent. Wie doorreist naar Cayenne zal bij een politiepost onderweg worden teruggestuurd. Vanuit Albina vertrekken goudzoekers met proviand en vaten brandstof stroomopwaarts naar de goudvelden aan de Marowijnerivier.
Vanuit Albina gaan ook piaka’s (zeewaardige boten) naar het inheemse dorp Galibi (Christiaankondre en Langamankondre). Touroperators vervoeren toeristen vanuit Paramaribo per bus naar Albina en vervolgens per piaka, voorzien van zwemvesten, naar Galibi. Bij vloed kan het water nogal onstuimig zijn. Galibi is een geliefde bestemming om de zeeschildpadden op de stranden te zien in het legseizoen (januari tot juli). Er is een zandstrand en er worden wandelingen door het inheemse dorp georganiseerd.
District Brokopondo
De hoofdplaats van district Brokopondo is Brownsweg, waar het districtsbestuur gevestigd is. Brownsweg is ontstaan in de jaren zestig, toen bewoners van marrondorpen die ontruimd moesten worden om het stuwmeer aan te leggen, hierheen verhuisden. De rechte rijen kleine houten huisjes op lage neuten en met zinkdaken staan er nog. Het dorp ligt niet aan de rivier en tegenwoordig werken de meeste mannen in de (illegale) goudmijnen. Brownsweg grenst namelijk zowel aan het Brownsberg natuurreservaat als aan de concessie van de multinational IAMGOLD. In de wijde omgeving zijn er illegale goudzoekers aktief, zowel met metaal detectoren (pio-pio) als met graafmachines en enorme tractoren.
De Brownsberg is een bekende toeristische bestemming. Op het plateau van de berg is het koel en vochtig, en in het regenwoud leven veel vogels, apen en andere diersoorten. De enorme oerwoudreuzen en de dichte begroeiing met lianen, bromelia’s en orchideeën zijn spectaculair. Helaas hebben goudzoekers delen van het oerwoud gekapt, waardoor erosie is toegenomen, kreekwater troebel wordt en de dieren zijn verjaagd door electrisch licht en lawaai van generatoren en waterpompen. Touroperators organiseren dagtochten en meerdaagse trips naar de Brownsberg, soms gecombineerd met verblijf op Overbridge of Ston Eiland.
Vanuit Brownsweg gaat er een weg langs de voet van de stuwdam naar Afobaka. Na de bouw van deze 40 meter hoge stuwdam voor het opwekken van waterkracht kon het water uit het stroomgebied van de Surinamerivier en de Sarakreek niet meer naar zee stromen. Langzamerhand steeg het waterpeil achter de dam en werd het stuwmeer steeds groter. Dorpen werden ontruimd en er staan nog steeds boomstammen en puntige boomstronken in het meer. Vanuit Afobaka, naast de stuwdam, vertrekken pontons en korjalen met vracht en goudzoekers naar de goudvelden rondom het stuwmeer, dat even groot is als de hele provincie Utrecht in Nederland. Op het stuwmeer wordt in de weekeinden veel gevist door sportvissers.
De stuwdam is na vertrek van ALCOA, het moederbedrijf van SURALCO, overgedragen aan de staat Suriname. De dam werd in begin jaren zestig gebouwd om met waterkracht electriciteit op te wekken, voor SURALCO en later ook voor Paramaribo. Een groot deel van de electriciteit voor het stedelijk gebied wordt nog steeds met waterkracht van de stuwdam geproduceerd. Een ander deel gaat naar IAMGOLD, een multinational die goud mijnt ten zuidwesten van de dam en in Saramacca. Het zijn open mijnen waar met enorme tractoren en graafmachines wordt gewerkt.
Vanuit Brownsweg leidt een weg in zuidoostelijke richting naar Atjoni, aan de Surinamerivier. Daar vertrekken korjalen stroomopwaarts naar de dorpen en ressorts in het binnenland. Er is geen openbaar vervoer, het toeristenressort dat u gaat bezoeken zorgt voor transport vanuit Paramaribo, en u gebruikt alle maaltijden ter plaatse. Er zijn weinig winkels in de dorpen in het binnenland, dus alles wat nodig is wordt vanuit Paramaribo aangevoerd. Sommige ressorts zijn met kleine vliegtuigen en vervolgens per korjaal bereikbaar.
Enkele bekende toeristen oorden langs de Surinamerivier zijn Isadou, Gunsi, Anaula, Danpaati en Kumalu. Aan de Gran Rio ligt Awarradam. De ressorts liggen in de omgeving van marrondorpen die in de 17e en 18e eeuw zijn gesticht door ‘weglopers’ (slaven die tijdens de periode van slavernij waren gevlucht van de plantages). Tijdens de tours kunt u kennis maken met hun levenswijze, muziek en dans. In het omringende oerwoud worden wandelingen gemaakt.
District Sipaliwini
Achter Zanderij begint de laterietweg naar Apoera, aan de Corantijnrivier. In de jaren zestig van de vorige eeuw werden er bosontsluitingswegen aangelegd. Ze zijn belangrijk voor transport van houtblokken (boomstammen). Zijwegen in zuidelijke richting leiden naar houtconcessies en goudvelden. De laterietwegen zijn vaak onbegaanbaar omdat ze in de regentijd en door zwaar transport kapot worden gereden.
Bij de brug over de Coppenamerivier moet er vaak betaald worden aan dorpelingen van Witagron om planken op de brug te leggen voordat uw voertuig er overheen kan rijden. Een paar uur varen stroomopwaarts van Witagron ligt het ressort Raleighvallen in het Centraal Suriname Natuur Reservaat. Meestal vliegen toeristen erheen vanuit Paramaribo. De gecombineerde bus- en bootreis duurt een hele dag.
Sipaliwini is het grootste en minst bewoonde district van Suriname, dat vrijwel alleen over de rivieren en per vliegtuig bereikbaar is. Er zijn geen wegen van de kustvlakte naar zuid Suriname. De Corantijnrivier vormt de grens met Guyana. Er is betwist grondgebied aan de zuidgrens tussen de bovenloop van twee rivieren. Ook aan de oostgrens met Frans Guyana is er betwist grondgebied. Grensovergangen met douane zijn er uitsluitend in Southdrain, ten zuiden van Nickerie, en bij Albina.
Marrons en inheemsen beschouwen de rivier als een weg, waar ze aan beide oevers familie hebben. Zij storen zich niet aan landsgrenzen. In verkiezingstijd probeert de Surinaamse overheid zoveel mogelijk mensen te voorzien van een identiteitsbewijs zodat ze als staatsburgers hun stemrecht kunnen uitoefenen.
De aanwezigheid van leger, politie, onderwijs en gezondheidszorg is beperkt tot strategische plaatsen. In het westen Nieuw Nickerie, Apoera en Kwamalasamoetoe en in het oosten Albina, Langatabiki, Stoelmanseiland en Dritabiki. Aan de Coppenamerivier Witagron, aan de Saramaccarivier Nieuw Jakobkondre.
De zuidgrens is een kronkelende lijn over de waterscheiding tussen Brazilie en Suriname. De rivieren in Brazilie stromen naar het zuiden, naar de Amazone. De rivieren in Suriname stromen in noordelijke richting naar de Atlantische Oceaan.
Het contrast tussen de Surinaamse en de Franse oever van de Marowijnerivier is enorm. Aan de Franse kant zijn er wegen van noord naar zuid, overheidsinstanties zijn duidelijk aanwezig. Toch hebben de Fransen ook te lijden van illegale goudzoekers. Het binnenland van Frans Guyana is een natuurreservaat waar uitsluitend onder strenge voorwaarden hout gekapt mag worden. Goudwinning is aan strenge regels gebonden.
Het binnenland van Suriname beschikt de laatste jaren over een netwerk van zendmasten van telefoonbedrijven, zodat de mobiele telefoon de rol van radiocommunicatie grotendeels heeft overgenomen. Waar er weinig mensen wonen, is er geen bereik.
Vanuit Paramaribo worden meerdaagse trips aangeboden naar Sipaliwini. Er zijn ressorts in Kabalebo, Arapahu (Corantijnrivier), Raleighvallen (Centraal Suriname Natuur Reservaat), Awarradam (Gran Rio) en Palumeu. Van massatoerisme is geen sprake omdat het transport van passagiers en alle benodigdheden met kleine vliegtuigen wordt uitgevoerd vanaf de luchthaven Zorg en Hoop in Paramaribo.